In 1970 trof de Thoolse schipper K.J. Bout een paar grote stukken steen in zijn visnet aan. Hij besefte meteen iets bijzonders in handen te hebben en nam het mee aan wal. Archeologen waren razend enthousiast over deze totaal onverwachte vondst. Het bleek te gaan om altaarstenen met Latijnse teksten uit de tijd van de Romeinse bezetting. Direct werden expedities uitgerust voor zoektochten naar nog meer historische schatten op de Oosterscheldebodem. Zo werd een van de rijkste archeologische vindplaatsen van Noordwest-Europa bij toeval ontdekt!
Nehalennia
De Latijnse inscripties hadden een ding gemeen: ze gingen allemaal over Nehalennia, een indertijd vrijwel onbekende godinnennaam. In oude Romeinse bronnen komt ze zelfs helemaal niet voor. Vakmensen herinnerden zich nog wel een vergelijkbare, maar veel kleinere vondst in de zeventiende eeuw, bij het dorpje Domburg op het Zeeuwse eiland Walcheren. De toen gevonden stenen gingen in de negentiende eeuw echter verloren bij een brand. Daarna raakte Nehalennia weer in de vergetelheid.
Antieke nederzetting
Uiteindelijk werden in de Schaar van Colijnsplaat meer dan driehonderd (brokstukken van) altaren en enkele beeldfragmenten opgevist. Aanvankelijk had men nog gedacht dat er ooit op die plek een Romeins vrachtschip met wijstenen moest zijn vergaan. Maar spoedig kwam er zo veel boven water dat er dus historische bewoning moest zijn geweest. Met behulp van vissers en duikers vonden de onderzoekers talrijke dakpannen, brokken metselwerk en andere bouwmaterialen. De vroege geschiedenis van Zuidwest-Nederland moest nu worden herschreven. Steeds was aangenomen dat deze contreien in de Romeinse tijd, afgezien van wat militairen, onbewoond waren. Nu moesten we concluderen dat er op een paar kilometer ten noordwesten van Colijnsplaat een onbekende vergane antieke nederzetting op de zeebodem ligt.
Verdronken havenstad
Nog steeds zijn er duikers die deze inmiddels wereldberoemde archeologische site bezoeken. Dat is opwindend, maar bijzonder lastig werk. De verdronken havenstad ligt op de bodem van de Oosterschelde op circa 2.350 meter naar het noordwesten vanuit de havenmond van Colijnsplaat, ongeveer anderhalve kilometer uit de kust. Het voorheen onbekende Ganuenta ligt daar op een diepte van 24 tot 28 meter. Er heerst een bijzonder strenge stroming die veel zand doet opdwarrelen. Het zicht is er beroerd, getuigen duikers als de Vlaamse liefhebber Urbain Sterkendries, sinds vele jaren de leider van het Nehallenia Archeologisch Duikteam.
Een nieuwe tempel
In de voorbereidingen op de viering van het vierhonderdjarig bestaan van Colijnsplaat in 1998 vatte een aantal inwoners het plan op het historische heiligdom van Nehalennia te herbouwen. In de recentelijk aangetroffen antieke handelshaven had een tempel had gestaan, die bezocht werd door koopvaarders uit Europese landen op weg naar Groot-Brittannië. Hoe dat er allemaal precies heeft uitgezien, is onduidelijk. Op basis van de vondsten en van wetenschappelijke kennis omtrent religieuze bouwkunst in Noordwest-Europa in de Romeinse tijd kon, gesteund door adviezen van archeologen van de Vrije Universiteit Amsterdam, een aannemelijke reconstructie worden gemaakt. Dankzij veel particuliere giften, groot en klein, en een fikse Europese subsidie kon de wederopbouw beginnen. De gemeente Noord-Beveland verkocht aan de stichting Nehalennia voor een symbolisch bedrag een prachtig perceel, uitkijkend over de watersporthaven van Colijnsplaat. Op 13 augustus 2005 werd de nieuwe Nehalenniatempel symbolisch ingewijd door de Zeeuwse commissaris van de Koningin en een Romeinse hogepriester.